Verfhout en pokhout op Bonaire
Door Boi Antoin
De twee eerste uitvoerproducten vanuit Bonaire waren verfhout en pokhout. Bonaire is vooral bekend geworden om de Braziliëbroom, in het Papiamento bekend als Palu si Brasia òf Palu di Brazil.
Tijdens de vele natuurwandelingen van Grupo Chantiwawa zijn we duizenden van deze bomen tegengekomen. Op heel Bonaire zijn er honderdduizenden Braziliëbomen. Het is een boom die een grote bijdrage heeft gegeven aan de economie van Bonaire.
In geschiedenisboeken lees je over verfhout, brazielhout, rood hout en pokhout, woorden die de doorsnee lezer niet veel zeggen, doch waaraan eens onze Benedenwindse eilanden hun vermaardheid dankten, en wel met name Bonaire.
Verfhout, brazielhout, wegens de eigenaardige vorm van de bast, dan wel naar een legendarisch eiland scorafixa of stocafixo ook stokvishout genaamd, campeche- of campasji-hout en rood hout is in feite nagenoeg hetzelfd. Al kent de wetenschap kleine onderscheidingen. Het ontleent zijn naam aan de landstreek waar het veel voorkomt, namelijk aan de GoIf van Campeche en van San Martin in Nieuw Spanje (d.i. Mexico).
Naar de kleur heet het ook brazielhout en werd het land, waar dit hout veel voorkwam, Brazilië genoemd.
Technisch wordt het hout onderscheiden in haematoxylon brasiletto Karst, waaruit de purperen en de lichtrode kleur wordt verkregen en het haematoxylon campechianum L, dat de blauwe en zwarte kleuren oplevert. Het verschil tussen beide houtsoorten is slechts één atoom zuurstof.
Het boompje heeft een grillige vorm door de vele groeven, welke erin zitten. Door roekeloze kap is de boom nagenoeg verdwenen, al kan men hem op Bonaire nog aantreffen.
De economische waarde van de boom zat in de kleurstoffen, welke eruit werden verkregen. Het hout werd fijn gemalen en leverde zo de kardinaalsrode of andere kleurstof op, welke thans op synthetische wijze word vervaardigd.
Het feit, dat de brazielhoutboom vroeger zo veel op Bonaire voorkwam, gaf het eiland zijn waarde. Meestal werd het hout onderweg op het schip reeds gemalen, maar dit geschiedde ook wel in het kort voor 1600 gestichte Rasphuis te Amsterdam, dat zijn naam ontving omdat de mannelijke gevangenen het harde hout moesten raspen.