Lijst van rebellerende tot slaaf gemaakten is bekend

KRALENDIJK – Het heeft even geduurd, maar nu is de naam van de tot slaaf gemaakten die aan het hoofd stonden van een die plaatsvond in 1765, tijdens de periode van de West-Indische Compagnie (WIC), bekend. Vrijwilliger van FuHiKuBo, voormalig geschiedenisleraar aan het Liseo Boneriano, Joost Latier, is erin geslaagd deze lijst te vinden, die de namen bevat van vijf slaven die kunnen worden beschouwd als de initiatiefnemers van de opstand.

Gedurende bijna een eeuw ontwikkelde zich een gemeenschap van drie tot vier generaties slaven van Afrikaanse afkomst in de tijd van de WIC. Ze hadden een relatief rustig leven, maar in 1765 brak er een opstand uit, waarschijnlijk de eerste opstand in de geschiedenis van Bonaire. Wat de rebellerende slaven in 1765 in beweging bracht, had waarschijnlijk te maken met verwaarlozing van medische zorg.

Plantage WIC

Ten tijde van deze opstand, halverwege de 18e eeuw, was Bonaire een plantage van de West-Indische Compagnie. Naast ongeveer 30 inheemse mensen waren er ongeveer 200 slaven van de WIC op het eiland. Onder toezicht van de commandeur werkten ze in de productie van zout, landbouw en veeteelt. De commandeur viel onder het gezag van de gezaghebber van Curaçao.

In september 1765 gingen de tot slaaf gemaakten in opstand vanwege ontoereikende medische zorg. Ongeveer 60 slaven, waaronder een vrouw, verlieten hun werkplek en vluchtten naar de bossen en heuvels van Rincon, gewapend met messen, lansen en stokken. Ze lieten weten dat ze alleen bereid waren uit deze afgesloten gebieden te komen als ze met de gezaghebber van Curaçao konden praten.

De leiders van deze opstand werden beschouwd als Pieter van Cicilia van Frans, Juan Pedro van Cicilia van Frans, Louis van Maria Douloe, Juan van Grasie Criool, Juan van Fransisco van Hato. De groep van 60 slaven lijkt klein, maar men moet in gedachten houden dat dit destijds de gehele actieve slavenbevolking was die werkzaam was. De opstand verliep zonder bloedvergieten.

Verslag

Gouverneur Jean Rodier, die niet van plan was zelf naar Bonaire te gaan, stuurde de commissaris voor slavenhandel, Cornelius Stuyling, en een Franse predikant als bemiddelaars.

Commissaris Stuyling heeft uitstekend werk verricht. Zijn zorgvuldig opgestelde verslag laat duidelijk zien wat de grieven van de opstandelingen waren. De slaven stonden op en weerstonden de acties van de commandeur en zijn functionarissen om hun medische zorg te saboteren.

Veel van de problemen die hebben geleid tot de opstand van de slaven op Bonaire in 1765 waren het gevolg van het gedrag van commandeur Theunis Dirksz Kock en ondercommandant (factoor) Abraham Evertsz. Kock komt in het verslag van Stuyling naar voren als een zeer gehate persoon.