Vruchten van Bonaire I

Door: Boi Antoin

Een bekende vrucht in onze natuur is de kohara, op Curacao karawara genaamd. Of Aruba coara. De wetenschappelijke naam is Cordia alba. De vrucht kohara is eetbaar. Met deze vrucht maakte men vroeger een soort likeur, washimbé genaamd.

Minder bekend is het feit dat ook de bloemen van deze vruchten gebruikt werden om een soort frisdrank van te maken. Frans Booi, bekende natuurkenner van het eiland, noemt dit frisdrank ‘limonada boneriano’ – Bonaireaanse limonade. Gewoon de bloemen in water laten trekken. Niet koken.

Cordia alba R. & Sch. (koara) is op de ABC-eilanden te vinden op verschillende plekken. Geschikt als ground-cover in parken, plantsoenen en tuinen. Ook voor het beplanten van hellingen om erosie te voorkomen.

De witachtige, glanzende bessen, met zeer slijmerig en kleverig vruchtvlees, doet men in drinkwater. Men zegt, het maakt het water fris. De kinderen eten het vruchtvlees graag, bij te veel gebruik werkt het enigszins bedwelmend.

De stammen worden niet dik genoeg om voor timmerhout gebruikt te kunnen worden.

Te kohara is een kleine boom met dikwijls afhangende twijgen. Op een gunstige standplaats is hij altijd groen en bloeit verscheidene keren per jaar met mooie, grote bloemtuilen. Geschikt voor herbeplanting in de lagere delen en het onderste gedeelte van heuvelhellingen, vooral op enigszins beschutte plaatsen. Groeit op alle grondsoorten en is in de droge tijd bladverliezend. Bladeren verspreid, enkelvoudig, kortgesteeld, onregelmatig ovaal tot ei[1]vormig, 4,5-14 cm lang en 2-9 cm breed, onregelmatig getand of gegolfd of bijna gaafrandig, spaarzaam behaard, ruw aanvoelend.

De bloemen staan in korte schichten (top van de bloeiwijze naar beneden gebogen), die samen een grote vlakke tuil vormen. Bloem bleekgeel tot wittig, ongeveer I cm lang en 1,5 cm diameter; kelk vergroeidbladig, 4 mrn lang, in de lengte geribd, 4 ongelijke tanden; bij het ontplooien van de bloem wordt het bovenste deel als een vliezig dekseltje opgelicht en blijft aan één zijde van de kelk vastgehecht; kroon vergroeidbladig, breed trechter[1]vormig, sterk gekroesd; meeldraden 5, onder met de kroon vergroeid, niet boven de kroon uitstekend; vrucht ovaal, tot bijna bolrond, 1-1,5 cm diameter, glanzend glazig wit met langwerpig zaad, dit laatste wordt spoedig door insekten aangetast