Rincon van weleer (5)

Door: Boi Antoin

Hij is geboren in 1919, en zijn eerste herinneringen dateren van de tijd dat ik ongeveer vijf jaar was. Dit is het verhaal van Eduardo ( Wawa) Jacobino. Vandaag Deel 5 en laatste deel.

Nechi was een slimme zakenman: later is hij nog een filmtheater begonnen. Een van de eerste stenen huizen in Rincon was zijn eigendom. Die werden toen nog niet gebouwd met mooie rechte blokken zoals nu, maar met rotsblokken uit de natuur die hooguit wat bijgehakt werden maar dan op pasvorm uitgezocht en met specie aan elkaar gemetseld werden. Nechi en Marino Pourier begonnen vlak na elkaar te bouwen. Het waren goede maatjes, maar probeerden elkaar altijd de loef af te steken. Zoals de meeste Rinconezen hadden zij ook een geweldig gevoel voor humor, en volgens Marino was zijn huis “ Nunka Bisto ‘ (Nog nooit vertoond). Nechi ‘s antwoord was om zijn huis “ Aki lo veremos “ ( Hier zul je het pas zien) te noemen, en zo hebben de huizen nog jaren geheten. Als jonge knul van 13 heb ik ook nog gewerkt in de huizenbouw. Ik moest dan iedere dag 6 olievaten vullen met water uit de dam. Daar werden de blokken dan eerst een tijdje in gelegd zodat de specie goed zou hechten. Daar kreeg je dan fl. 1,50 per week voor. Wat was ik dan een rijk man !

Naast gevoel voor humor zijn Rinconezen ook meesters in het verzinnen van bijnamen. Daar zou ook nog een heel apart verhaal aan gewijd kunnen worden. De eerder genoemde John of Djòn-djòn Pòtòpòtò, had bijvoorbeeld zijn bijnaam gekregen door de “pòt-pòt”-geluid dat zijn auto voortbracht. Dat kon je al van verre horen. Dus zijn bijnaam was snel verzonnen. John was wel vaak een reddende engel als er iemand ‘s nachts naar de dokter in Playa moest. Want de telefoon deed het meestal niet en de dokter kwam echt niet helemaal naar Rincon. Zelfs mijn moeder heeft hij eens ‘s nachts om 3 uur naar de stad gereden. Als de mensen het zich konden veroorloven dan betaalden ze hem iets, maar meestal had men toch geen geld. Veelzijdig was John ook. Hij was een goede leerbewerker en maakte of repareerde schoenen, tassen en zelfs autostoelen. Heel veel kinderen droegen bij hun Eerste Heilige Communie schoenen die John had gemaakt. Daarnaast had John op een gegeven moment een windmolen naast zijn huis.Die was niet zoals de meeste molens bestemd om water uit een put te pompen maar om echt te malen. Je betaalde dan een Plak (2 ½ cent) om een groot blik mais te malen. Dat bracht je dan ‘s morgens en ‘ middags kon je het weer ophalen. Dat scheelde een stuk met het handmatig malen.

Had je in mijn jeugdjaren iets dat gevierd moest worden en waarvoor mensen uitgenodigd moesten worden dan kon je natuurlijk nog niet naar de radio of televisie. Maar ook dat was geregeld. Dan ging je naar Dina Baro. Je gaf haar dan het lijstje met namen van genodigden voor de bruiloft of communie of wat dan ook. Dan trok ze haar speciale witte kanten jurk aan, en haar kanten hoofddoek en dan ging ze van huis tot huis. Ik schat dat er toen 400 huizen waren in Rincon, en als ze dan bij de helft moest langsgaan was ze natuurlijk wel even bezig. Haar bijnaam was ook wel grappig, dat was “ makubekèn “ . Dat kwam dan van het Nederlandse “ Maakt bekend “. Over Dina Baro is later nog een heel bekend liedje geschreven.